Lied 31: Het grote voorrecht van Gods volk

Tekst: Pieter Boddaert
Melodie: Felix Mendelssohn Bartholdy
Zetting: Felix Mendelssohn Bartholdy/Leander van der Steen

1. 's Hemels Koning heeft gezworen
dat Hij wil uw Vader zijn.
Laat dan vrij die juichstem horen:
'Ik ben Zijn en Hij is mijn!'
Uwe tranen zijn zelfs blijken
dat gij 't immers met Hem houdt.
Liet Hij u wel ooit bezwijken
als g' u hebt aan Hem vertrouwd?

2. Bant de droefheid uit uw zinnen
en gelooft Hem op Zijn Woord,
dat Hij u zal eeuwig minnen,
schoon gij nog geen trooststem hoort.
't Zijn maar weinig ogenblikken
dat Hij Zijn gezicht versteekt;
eeuwig zal Hij u verkwikken.
Wacht op Hem, Die Zelf zo spreekt.

3. 's Vaders rijkdom, 's Vaders zegen,
's Vaders macht: 't is al uw goed.
Hebt gij 't juist nog niet verkregen?
't Wordt voor u bewaard: houd moed!
's Vaders Geest is uw Behoeder
en uw Trooster. 's Vaders Zoon
is uw Vriend en oudste Broeder.
Vader Zelf: uw Schild en Loon.


Terug naar het liederenoverzicht