Lied 103: Anna

Tekst: W. Droogers
Melodie: Hernhutters 18e eeuw
Zetting: Martien van der Zwan

1. In Jeruzalem woont Anna.
Jaren is zij reeds alleen.
Volgt zij nu weldra haar man na
en geen Christus, Die verscheen?

2. Zeven jaar was zij maar samen,
toen de dood al scheiden ging.
Jaren gingen, jaren kwamen,
't ging bij Anna om één ding!

3. Ied're dag kwam z' in de tempel,
biddend daar op God gewacht.
Heel haar leven droeg dit stempel:
God te dienen dag en nacht.

4. Zie, daar bij die jonge mensen,
Simeon, een oude man.
God vervult hier al zijn wensen,
zodat hij nu sterven kan.

5. Maar eerst moet hij er van zingen:
't Licht, dat kwam, zo groot, zo schoon!
Zie toch nu, wat grote dingen:
in zijn arm heeft hij Gods Zoon.

6. Anna gaat het dan belijden,
dat dit Kind ook is háár Heer'.
Weg zijn al die droeve tijden;
God ziet gunstig op haar neer.

7. Zie, daar gaat ze door de straten,
waar ze ook maar zondaars vindt,
die zich willen zaal'gen laten
enkel door dit Godd'lijk Kind.

8. Als dit kwam in onze jaren,
klopte Anna bij ons aan?
Wist zij soms niet, wie wij waren
en is zij maar door gegaan?


Terug naar het liederenoverzicht